In 1960 werd in Gelselaar een boerenkapel opgericht, bestaande uit acht muzikanten. Met hun optredens verdienden zij geld, dat geheel ten goede kwam aan harmonieorkest Excelsior. In 1965 werd deelgenomen aan een kapellenconcours en werd de naam “Boerenkapel de Scholl’n Meijers oet Gelster” bedacht. In het begin was het puur instrumentaal wat gebracht werd, maar na enkele jaren werd ook zang toegevoegd aan de kapel. Talrijke hoogtepunten beleefde de kapel tussen 1965 en 1975 bij optredens tijdens carnaval in de regio. Hits in die tijd waren “Willem met de waterpomptang”, “Prikkebeen” en “Jelle zal wel zien”.
Omstreeks 1970 kwam er vraag naar Tiroler kapellen en de Boerenkapel onderging een metamorfose om aan die vraag te voldoen. Eerst werd toepasselijke kleding gehuurd, maar al snel ging men over op eigen kleding. Enkele leden brachten spullen mee van een vakantie in Oostenrijk en knickerbockers werden verdiend door op te treden tijdens een drietal wintersportkleding shows in Enschede.
Deze verandering bleek een schot in de roos. De naam werd veranderd in Edelweiss Kapelle en de aanvragen voor optredens stroomden binnen. Dertig optredens per jaar waren eerder regel dan uitzondering. De bezetting en het repertoire van de Edelweiss Kapelle zijn in de loop der jaren steeds weer geactualiseerd. Er kan op dit moment een beroep gedaan worden op 20 muzikanten, die zorgen voor geluid uit trompet, klarinet, saxofoon, tuba, trombone, gitaar en drumstel. En er zijn 2 heren en 2 dames beschikbaar voor de zang, zodat een goede bezetting min of meer gewaarborgd is.